Archief 2011 (juni)

Terug

23 juni 2011, afscheid van Treasury Islands

Gisteren regende het de hele dag. Tropisch hard. Ik kluste een constructie met de zonnetent en de tuinslang en laat op die manier tig liter water in onze watertanks lopen. We hadden gisteren om 10 uur een afspraak om Stirling Island te gaan bekijken. Zwemkleren aan en door de regen erheen. Op Stirling Island woont Queensland, een interessante man. Queensland werkte als regio afgevaardigde van Treasury Islands voor de provincie. Hij stak echter meer geld in zijn eigen zak dan in de zak van het dorp en werd door de dorpelingen min of meer verbannen naar Stirling Island, wat ongeveer 200 meter van het dorp ligt. Hij heeft het daar goed voor elkaar. Mooi huisje, mooi uitzicht en hij zit tjokvol met mooie verhalen. Hij leidt ons rond over het eiland en vertelt over de Amerikanen, die hier in WO II een belangrijke basis hadden. Om die te krijgen, moesten ze wel eerst de Japanners verslaan, die zich al eerder hier vestigden. De lokale bevolking was inmiddels naar de binnenlanden van het eiland gevlucht en leefde daar in grotten. Hij vertelde, hoe zijn vader zowel neergestorte Japanse als Amerikaanse piloten uit het water viste en verzorgde. De toenmalige Chief besliste, dat beide kanten geholpen moesten worden, zodat de dorpelingen min of meer neutraal zouden blijven. De Japanners en de Amerikanen werden in aparte plekken verzorgd en wisten niets van elkaars bestaan. Ze hebben toen zelfs een grote kano gebouwd en 3 piloten naar Vella Lavella gepeddeld, waar de Amerikanen toen een basis hadden. 60 mijl over de oceaan in een uitgeholde houten boomstam. De Amerikanen stuurden vervolgens een schip om de resterende 4 op te halen. Nog altijd hangen aan de muur van de Chief alle erepenningen, die de dorpelingen hiervoor ontvingen. Aan het einde van de oorlog dumpten de Amerikanen hun materieel in zee, waar je het snorkelend nog altijd ziet liggen.
 
Het was fantastisch om hier bijna een week tussen de mensen te hebben mogen leven. In totaal wonen hier ruim duizend mensen. We kennen inmiddels heel veel mensen en dat is erg leuk. Wat opvalt, is dat het leven simpel is en dat de mensen gelukkig zijn. Het dorp is verdeeld in 8 "tribes". Elke tribe levert een "oudste" voor de Chiefs' Council. Deze 8 en de Chief besturen het dorp. Kleine zaken lost de Chief zelf op en voor ingewikkelder problemen, roept hij de Chiefs' Council bij elkaar. Elke tribe heeft een grote watertank, waar water van het dak van het grootste hutje in wordt opgevangen. Dat is het drinkwater voor de hele tribe. Iedereen heeft een stuk grond, dat hij verbouwt. Die gronden liggen trouwens op 2 uur lopen van het dorp, maar dat is altijd zo geweest en ze gaan er altijd (ca. 1 keer in de 2 dagen) tegelijkertijd naartoe, zodat het risico op diefstal uit elkaars tuin minimaal is. Je zorgt in eerste instantie voor je eigen tribe. Elke tribe heeft vissers (die verdelen hun vis over hun tribe en overschot wordt eventueel verkocht aan andere tribes), planters (die de copra produceren) en een klein winkeltje (die voor ons niet zichtbaar zijn). Een keer in de week vaar je met je kano naar Stirling Island (kwartiertje peddelen) en haal je daar hout voor je houtvuur om op te koken. De grenzen tussn de tribes zijn voor ons niet erg duidelijk, maar voor de dorpelingen wel. Het lijkt alsof alle hutjes gewoon naast elkaar staan, maar als je er op gewezen wordt, dan zie je inderdaad, dat het min of meer clusters zijn. Er zijn nauwelijks conflicten (af en toe wordt er een kokosnoot gestolen, elke kokospalm behoort namelijk toe aan een tribe) en iedereen die je ziet of spreekt is blij. Geen files, uberhaupt geen auto's, brommers of fietsen trouwens. Geen mobiele telefoon, geen ijskasten, geen krokodillen en geen malaria. Wat wil je nog meer?! Ok, misschien wat basiszorg, het is niet best dat een jonge diabeet hier sterft, omdat er geen medicatie is (en geen ijskast om medicatie in te bewaren).
 
Voor het eerst deze reis besluiten we locals, in dit geval Kalvin en Mayra, uit te nodigen om bij ons aan boord te komen eten. Het wordt een superleuke avond. We drinken wat biertjes, kijken wat van onze filmpjes van de reis en eten lokale groenten, waarvan Mayra weet, hoe je die klaar moet maken. Kalvin vertelt over zijn plan om van copra over te stappen op cacao. Dat is minder arbeidsintensief en het levert meer op. Hij heeft al 70 bomen geplant.
 
Vandaag nemen we afscheid van iedereen. De mannetjes spelen nog 1 ochtend met de kinderen op het strand. De bodyboards gaan mee en soms ligt er een wit en soms een zwart lijfje op, terwijl de oudere kindjes ze keihard door het water trekken. Wij lopen nog een keer rond door het dorp. We leveren 2 overgeschreven e-mails af bij Roy, die heel blij is met de antwoorden op zijn e-mails. We krijgen nog wat zoete aardappels mee voor onderweg. Handjes schudden en of we snel weer terug komen. Voor het laatst even bij de Chief op zijn veranda van zijn kleine hutje zitten. Hij noemt mij steevast 'number one', vanwege mijn naam. Elke dag zat ik hier even en vertelde Chief John een verhaal over vroeger. "Number one, one more story, ok?" en hij kijkt me met z'n kleine pretoogjes aan. Wat een schitterende, intelligente en aimabele man. Hij is inmiddels 82 en zelfs als we hier ooit nog eens terugkomen, hem zullen we niet meer zien. Hij heeft wat oedeem in z'n benen en hoewel daar in Nederland gemakkelijk iets aan te doen zou zijn, is hier geen medicatie voor handen. John heeft geen kinderen, dus zijn broer wordt de nieuwe Chief en dan diens zoon. En zo zullen ze hier hopelijk nog jaren in dit kleine paradijsje leven. En ze zullen lachen, de hele dag door, iedereen. We varen weg en maken nog een rondje door de baai. Alle kindjes staan luid joelend op de steiger te roepen om "Pieta" en "Messie". Het leven is mooi.
 
En nu zijn we onderweg naar Buka. Dat ligt net ten noorden van Bougainville. Het contrast kan niet groter. Bougainville is al jaren gewikkeld in een bloedige strijd om autonomie. Er is wel officieel vrede nu en een Australische vredesmacht handhaaft zo goed mogelijk de orde, maar het is er ronduit gevaarlijk (bijna iedereen heeft wapens) en we varen nu dan ook 30 mijl uit de kust om onzichtbaar te zijn. In Buka, waar we heen moeten om in te klaren, blijven we zo kort mogelijk en dan gaan we met onze Amerikaanse amigo's, die er al liggen, door naar de buitenste eilanden van PNG. Zin in.